Legitieme portie, berekening en de gevolgen van het onterven van een kind
De legitieme portie is een deel van de waarde van het vermogen waarop een legitimaris (kind) aanspraak op kan maken, ook al heeft de overledene (ouder) de legitimaris (kind) onterfd of er door middel van schenkingen voor gezorgd dat zijn nalatenschap leeg is.
Een legitimaris kan ook een kleinkind of een verdere afstammeling van de overledene zijn (bijvoorbeeld door plaatsvervulling als het onterfde kind al is vooroverleden).
Ouders hebben de mogelijkheid om een kind te onterven. Het kind is dan geen erfgenaam meer, maar het kind heeft wel recht op zijn legitieme portie.
Een kind dat niet onterfd is, is een erfgenaam van de ouder. Dit niet onterfde kind (erfgenaam) doet meer met de verdeling van de nalatenschap. Hij heeft het recht om goederen (bijvoorbeeld inboedelgoederen, sieraden, aandelen, huizen etc.) te ontvangen.
Maar het onterfde kind – dat een beroep op zijn legitieme portie heeft gedaan – is geen erfgenaam. Hij heeft dan ook geen recht om te delen in de goederen.
Het onterfde kind (legitimaris) mag zich dus niet met de verdeling bemoeien, want hij zit langs de zijlijn te wachten op zijn deel, Dit deel heet de legitieme portie.
De legitieme portie is dus een bedrag in geld (of een geldvordering op de langstlevende ouder).
Het deel waar de legitimaris recht op heeft, is de helft van zijn gewone erfdeel als hij niet onterfd zou zijn.
Dus: als een erflater bijvoorbeeld vier kinderen en een echtgenote achter laat, (en hij heeft een kind onterfd), dan heeft het onterfde kind recht op een legitieme portie van 1/10 deel, want als hij niet zou zijn onterfd zou hij als erfgenaam voor 1/5 deel gerechtigd zijn geweest.
In dit voorbeeld was het “breukdeel” van het onterfde kind dus 1/10 deel. Om dit te ontvangen moet het kind eerst een beroep op zijn legitieme portie doen. Hij heeft daar voor 5 jaar de tijd nadat hij van het overlijden kennis had genomen. Het is niet gemakkelijk om te bewijzen wanneer iemand precies ‘kennis van het overlijden’ heeft genomen. Meestal wordt daarom aangenomen dat de termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf de dag van overlijden van de erflater.
Er staat nergens in de wet hoe het onterfde kind nou precies een beroep op zijn legitieme moet doen. Hij zou het in principe al kunnen doen door een van de erfgenamen op te bellen met de mededeling dat recht heeft op zijn legitieme. Maar of dat handig is? Eigenlijk niet, want een telefoongesprek ik achteraf moeilijk te bewijzen.
Een beroep op de legitieme kan bijvoorbeeld via een email aan de executeur of één van de erfgenamen (bijvoorbeeld de langstlevende ouder) of aan de notaris die bij de afwikkeling betrokken is (je kunt de ‘boedelnotaris’ in het boedelregister vinden). Er is dus geen vormvereiste voor het beroep op de legitieme portie. Een aangetekende brief versturen hoeft dus niet, maar is qua bewijslast wel aan te raden.
De legitimaris heeft dus recht op zijn breukdeel, maar over welk bedrag wordt dit breukdeel dan berekend?
Daarvoor moet eerst de ‘legitimaire massa’ worden uitgerekend.
De legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met bepaalde giften en verminderd met bepaalde schulden = legitimaire massa.
De waardering van de goederen van de nalatenschap moet gebeuren op “het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de overledene”.
Op de vordering van de legitimaris komen tot slot nog in mindering:
- De giften die de legitimaris van de erflater heeft ontvangen;
- De waarde van al hetgeen de legitimaris krachtens erfrecht ontvangt (een aan hem gemaakt legaat komt dus in mindering op de legitieme vordering);
- De waarde van al hetgeen de legitimaris krachtens erfrecht had kunnen ontvangen, maar niet ontvangen heeft omdat hij de nalatenschap of het legaat heeft verworpen.
Aan de hand van het vorenstaande (breukdeel en legitimaire massa) wordt vastgesteld op welke waarde de legitimaris recht heeft.
Dit leidt tot dus een geldvordering van de legitimaris op de erfgenamen.
Het uitgangspunt is, dat de legitimaris zijn vordering zes maanden na het overlijden van de erflater kan opeisen.
Als de wettelijke verdeling van kracht is, moet de legitimaris wachten tot de langstlevende overlijdt (of als deze failliet gaat/schuldsanering aanvraagt).
Inkorting
Als na de berekening van de legitieme portie blijkt dat de nalatenschap, na de uitvoering van het testament, niet groot genoeg is om de legitimaris uit te keren, moet er worden ingekort. Het tekort kan door verschillende oorzaken zijn ontstaan. De overledene kan bij testament zoveel hebben vermaakt aan anderen dat de legitimaris het nakijken had, of de overledene kan tijdens zijn leven veel schenkingen hebben gedaan aan anderen, waardoor er bij zijn overlijden bijna geen vermogen meer over was.
Inkorting wil zeggen dat er bij iemand anders iets wordt weggehaald.
Op de eerste plaats geschiedt de inkorting bij de erfstellingen en legaten, naar evenredigheid. Levert dat niet genoeg voor de legitimaris op, dan worden de daarvoor in aanmerking komende giften ingekort. De laatste het eerst en zo vervolgens terug in de tijd.
De legitimaris kan alleen geld vorderen van degene op wie wordt ingekort. Als de overledene bijvoorbeeld een schilderij had geschonken, kan de legitimaris niet het schilderij zelf terugvorderen, alleen geld. De legitieme vordering bestaat immers slechts op een geldvordering op de erfgenamen en geen goederen.
Als de waarde van de legitieme portie niet uit de nalatenschap betaald kan worden (bijvoorbeeld omdat de overledene veel geld tijdens zijn leven had geschonken aan anderen), dan kan de legitimaris het ontbrekende gedeelte vorderen van degenen aan wie de erflater een gift heeft gedaan.
De volgorde van de inkorting is als volgt:
Eerst vindt de oneigenlijke inkorting plaats. Dit betekent dat de legitimaris zich eerst moet verhalen op het gedeelte van de nalatenschap waar de erflater niet over heeft beschikt.
Blijft er na de oneigenlijke inkorting nog een vordering over, dan wordt ingekort op de “makingen” (dat zijn de erfstellingen en legaten). Hierbij wordt in beginsel naar evenredigheid ingekort.
Als de legitimaris ook door deze inkorting nog niet geheel voldaan wordt, dan kan hij overgaan tot inkorting van de giften….. De laatste het eerst en zo vervolgens terug in de tijd.